Hoi mama,

Ik zit nu een paar tijdszones van je af. Het is hier koud. Vandaag viel er freezing rain waardoor de wegen veranderden in schaatsbanen en niemand naar buiten durfde te gaan.
Ik ben hier nu al bijna twee weken en heb gemerkt dat ik me nergens minder Libanees voel dan wanneer ik in Canada ben, omringd door alleen maar Libanezen, ver weg van alles wat ik als Nederlands zie. Maar daar gaat het nu niet over. Het gaat nu over mijn artistiek onderzoek.

Eigenlijk was het een beetje ons onderzoek omdat ik je overal mee naartoe sleurde. Weet je nog dat we in Groningen van het theater terug naar het hotel liepen? En dat je tegen me zei: “Ik herkende er wel veel van. Niet persoonlijk, natuurlijk.” Maar je herkent het wel persoonlijk, toch? Persoonlijk betekent: wat met een bepaald persoon te maken heeft, en als het met mij te maken heeft, dan toch ook met jou?
En weet je nog dat we op de bank zaten en het hier over hadden, over dit onderzoek? Je zei: “Papa en ik hebben het eigenlijk wel heel erg ingewikkeld gemaakt voor je, hè?” en ik was blij dat je dat zei omdat ik het niet toe had durven geven. Ik heb ons gesprek toen opgenomen maar het niet meer teruggeluisterd.

Jij en papa hebben een kind gekregen en haar culturele bagage meegegeven die verwarrend is, jullie hebben haar een naam gegeven waar steeds meer aan lijkt te kleven, jullie hebben haar de ruimte gegeven om te zeggen: “Ik wil een schrijver worden” en antwoordden met: “Oké, doe maar.”
En nu ben ik bijna klaar met een schrijver willen worden en vraag ik me af hoe ik er een kan zijn:
een schrijver en een kind van twee ouders die zo verschillend zijn,
een schrijver en een mens met stijl-krullend haar, een Limburgs-Arabische tongval, een wit-bruine huid,
maar ook een schrijver en alles wat niks te maken heeft met dat haar of die tongval of die huid of met jullie,
een schrijver die meer is dan alleen die biologische gegevens.

Ik sprak met Kyra, Vera, Emma en Maureen, alle vier dubbelbloedjes net als ik. Ik vroeg ze hoe zij dat doen, dingen maken, en of zij tegen dezelfde dingen aanlopen als ik. Ze gaven antwoorden die ik verwachtte en antwoorden die me verrasten, maar wat ze vooral deden was me geruststellen. Ze maken dingen die gaan over hun biculturaliteit, en ze maken dingen die niet gaan over hun biculturaliteit, en ze hebben te maken met vooroordelen en domme opmerkingen van mensen en blijven ondanks dat toch werk maken. Ze kunnen geen hele groep representeren maar wel zichzelf en daardoor zorgen voor meer representatie. Ze zijn er en ze maken.
Ik las, beluisterde en bekeek werk van biculturele makers en las teksten over biculturaliteit. Ik zag dat het niet altijd over die cultuur hoeft te gaan als ik dat niet wil, maar dat het wel mag als ik dat wel wil.

De vraag die ik aan mezelf stelde aan het begin van dit onderzoek was eigenlijk geen vraag, het was een soort queeste: ik wilde op zoek gaan naar manieren om een schrijver te zijn die óók bicultureel is, en niet een biculturele schrijver. En om dat te doen moet ik denk ik gewoon maar schrijven. Dan word ik dat vanzelf wel. Of misschien ben ik dat al.
Ja, dat ben ik al.

Liefs,
Hanan